Zoeken in deze blog

13 november 2025

 Fikkie aan tafel

Patricia Van den Eeckhout

 

In 1862 nam James Spratt uit Camden Town een patent op de bereiding en de verbetering van voedsel voor honden, katten, varkens en kippen. Vanaf dat jaar verschenen zijn advertenties voor hondenkoeken in de Engelse pers. Nederland, Duitsland, Frankrijk en België volgden respectievelijk vanaf 1872, 1873, 1875 en 1876. Hondenbezitters konden hun werk-, jacht- of gezelschapshonden voortaan een industrieel bereid product voorzetten in plaats van oud brood, slachtafval of tafelresten. 

 

            Volgens de patentaanvraag bestond het product van Spratt uit vermalen vet en slachtafval, gemengd met meel. Daar werden koeken van gebakken. In de publiciteit van de firma klonk het veel aanlokkelijker. “Gâteaux pour chiens”, stond er in de Belgische advertenties, wat letterlijk “taartjes voor honden” betekent. In de Nederlandstalige Belgische pers van voor de Eerste Wereldoorlog zijn zulke advertenties niet terug te vinden. Had “Arm Vlaanderen” geen geld om industrieel gefabriceerde hondenvoeding te kopen? De Vlaamse burgerij bereikte men alleszins via de Franstalige bladen. Hondenvoeding was voor heel wat mensen hoe dan ook een luxeproduct. Voor een kilo koeken van Spratt betaalde men in 1882 60 centiemen, terwijl een kilo huishoudbrood 32 centiemen kostte. Wie zakken van 50 kilo kocht, betaalde wel een lagere eenheidsprijs.

 

            De firma Spratt pakte de publiciteit voor haar hondenkoeken op een professionele manier aan. Niet alleen werden de medailles vermeld die ze op Wereld- en andere tentoonstellingen wegkaapte, maar ze maakte ook gebruik van testimonials, getuigenissen van tevreden klanten. Zo liet Herbert Bowley uit Cockermouth, eigenaar van twee flinke jonge honden, weten dat de twee afgebeelde dieren zeer gezond waren en groeiden als kool.

 

 

Afbeelding met schets, tekening, zoogdier, Drukkunst

Door AI gegenereerde inhoud is mogelijk onjuist.

L’Indépendance belge, 8 juni 1894 (BelgicaPress)

 

Honden die Spratt-koeken aten, zouden een gladde vacht hebben en zelfs beschermd zijn tegen wormen en de ziekte van Carré. De firma was ook alomtegenwoordig op hondententoonstellingen, waar ze de kooien en het voedsel leverde. Wat doorgaans niet ontbrak in de advertenties was de vermelding “fibrine de viande”. Dat klonk zeer geleerd. Fibrine is een eiwit dat een rol speelt in de bloedstolling. In de producten van Spratt zorgde de fibrine, die voorkomt in het bloed van runderen en varkens, er mogelijk voor dat de koeken niet uit mekaar vielen. Allicht hadden de meeste klanten geen idee wat fibrine was en welke rol ze speelde, maar de term suggereerde alleszins dat de koeken op een wetenschappelijke manier waren samengesteld.

 

Terwijl in de patentaanvraag sprake was van een eerder rudimentaire hondenkoek, werd het assortiment in de volgende jaren verruimd met koeken waarvan het vleesgehalte varieerde en waarin ook groenten, suikerbieten en zelfs dadels zouden zijn verwerkt. Jonge honden, oude honden, puppies, zeer kleine honden, salonhondjes en dieren die een sportieve prestatie moesten leveren, kregen hun eigen hondenbrokkenvariant. Liefhebbers konden ook vegetarische hondenkoeken op basis van suikerbieten savoureren evenals koeken waarin vlees en vis werden gecombineerd. 

 

          Spratt zorgde ook op de Belgische hondententoonstellingen voor het dierenvoeder. De Société Saint-Hubert die in 1880 was opgericht om dergelijke shows te organiseren, nam in 1891 echter de Antwerpse firma Edmond Damman onder de arm. Damman had in 1888 zijn eigen merk van hondenkoeken (bestaande uit vlees, bloem en groenten) gedeponeerd.

 

Afbeelding met tekst, zoogdier, tekenfilm, Lettertype

Door AI gegenereerde inhoud is mogelijk onjuist.

Receuil officiel des marques 1889 (Google Books)

 

Damman staat in de Antwerpse adresboeken genoteerd als bakker, onder meer van scheepsbeschuiten. Scheepsbeschuiten waren keiharde koeken die zonder zout en gist werden gebakken, zodat ze op zee niet onderhevig waren aan schimmel en ander bederf. Het product vertoonde wel enige gelijkenis met de harde hondenkoeken. Volgens de origin myth van de firma Spratt zou de uitvinder op het idee gekomen zijn om hondenkoeken te gaan produceren nadat hij Londense straathonden afgedankte scheepsbeschuit zag eten.

 

“Het brood van Vooruit is oneetbaar”

 

Peter Scholliers

 

In 1889 begon Innocentius Bronckaers (1857-1937) te werken in het steenkoolmagazijn van de Samenwerkende Maatschappij Vooruit, de succesvolle socialistische coöperatie van Gent. Vijftien jaar later werkte hij er nog. Hij was graag gezien. Iedereen noemde hem Centus. Tot zijn verwondering stond de arme man in september 1904 in het middelpunt van een ideologische storm die zelfs Frankrijk en Nederland beroerde. Dat had alles te maken met brood.

 

De broodverkoop was de steunbeer van Vooruit. Het reglement voorzag dat “De leden verplicht worden getrouw te betalen, tot het bezoeken der driemaandelijksche vergaderingen en tot het koopen van brood”. Het bestuur waakte nauwgezet over de kwaliteit van het brood. Woog het te licht, was het onvoldoende gebakken of brokkelde het, dan wilde het bestuur dat graag horen tijdens de ledenvergadering. Maar Vooruit gruwde van kritiek in het openbaar, omdat dit de verkoop, het ledental en de reputatie zou schaden. Centus zorgde, volstrekt ongewild, voor dat laatste.

 

 

Afbeelding met tekst, krant, Lettertype, papier

Door AI gegenereerde inhoud is mogelijk onjuist.

Bron: Gazette van Gent, 23 oktober 1905, p. 3 (hetarchief.be).

 

 

Het bestuur kende de broodaankoop van elke Vooruiter, omdat de berekening van het “deel” (of de winst) van elk lid daarmee rekening hield: hoe meer brood gekocht, hoe groter het voordeel. De broodvoerders van Vooruit maanden “slechte” leden regelmatig aan meer brood te kopen. Maar wanneer een werknemer van Vooruit te weinig brood kocht, nodigde het bestuur hem uit zich te verantwoorden tijdens een bestuursvergadering. In de zomer van 1904 bleek Centus slechts zes broden per week te hebben gekocht, terwijl zijn gezin van acht veel meer brood at. Zeer merkwaardig: dit gesprek sijpelde door in het Nederlands weekblad van de anarchist Ferdinand Domela Nieuwenhuis, De Vrije Socialist (10 september 1904, de volle bladzijde 1). Wie de klokkenluider was, is niet geweten, maar het bericht bevestigt dat Vooruit ook uit linkse hoek werd onderuitgehaald.

 

De Vrije Socialist voerde de arme steenkoolbezorger op als voorbeeld van de wijze waarop Vooruit omsprong met haar personeel: net zoals een kapitalistische ondernemer, namelijk ontslag na een petieterig conflict. Alsof deze beschuldiging nog niet volstond, publiceerde het weekblad flarden van de ondervraging van Centus. Hem werd gevraagd waarom hij zo weinig brood kocht. Zijn antwoord was, volgens De Vrije Socialist, het slechtst mogelijke dat hij kon geven: “Dat zijne vrouw en kinderen het brood van Vooruit niet lusten, dat zij het niet konden naar binnen krijgen, en dat men hem wel kon dwingen het brood te eten, maar toch niet zijne vrouw en kinderen”. Vooruit bakte slecht brood! De Belgische pers liet de kans niet liggen om Vooruit te tackelen. De conservatief-katholieke Le Vingtième Siècle parafraseerde het Nederlandse artikel en wilde een reactie van Vooruit horen. Die kwam er een dag later: Anseele, de grote baas van Vooruit, wuifde elke kritiek weg met als ultiem argument dat 10.000 Gentse gezinnen elke dag brood bij Vooruit kochten. Maar de geest was uit de fles en kranten uit België, Nederland en Frankrijk hadden het over het slechte brood van Vooruit en hoogst ontevreden klanten. Een krant uit Rijsel meende zelfs te weten dat Centus zelfmoord had gepleegd…

 

Dat laatste heeft hij niet gedaan. Hij stapte naar de rechtbank om zijn ontslag aan te vechten, waar hij gelijk kreeg en Vooruit hem 1.000 frank schadevergoeding moest betalen. De verkoop van het brood van Vooruit slabakte in die jaren. Had de affaire Centus daarmee iets te maken?