Zoeken in deze blog

Posts tonen met het label Compagnie Hollandaise. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Compagnie Hollandaise. Alle posts tonen

20 november 2025

 

Een Hollander in Parijs

 

Patricia Van den Eeckhout

 

Zo’n 25 jaar voor de firma Duval in Parijs een keten van bouillonhuizen uitbouwde, waren twee Nederlanders haar voorgegaan. Alexander Van Coppenaal richtte in 1829 samen met ene Bouwens, de Compagnie hollandaise op. Bouwens is een nobele onbekende, maar van Van Coppenaal weten we dat hij een telg was uit een Amsterdamse koopmansfamilie. Hij werd in 1795 geboren als zesde kind van Alexander Van Coppenaal en Alida Wilhelhmina Brouwer.

 

In 1819 trouwde Alexander junior, koopman zoals zijn vader, met de uit Madrid afkomstige Sophia Esperanza Latouloubre. Op korte tijd kreeg het koppel vijf kinderen. Toen de geboorte van het jongste kind in 1827 aan de Amsterdamse burgerlijke stand werd aangegeven, werd Van Coppenaal echter niet langer als koopman aangeduid. “Beroep: geen”, staat er. Wat was er gebeurd? Feit is dat we hem in 1829 in Parijs aantreffen. Misschien zat Van Coppenaal in slechte papieren en besloot het gezin dan maar om naar Parijs te trekken, waar de moeder van Latouloubre woonde. De echtgenote van Van Coppenaal zou de verhuis naar Frankrijk niet lang overleven: ze stierf in 1831.

 

Ondertussen was Van Coppenaal begonnen met zijn Compagnie hollandaise. Hij streefde er naar de Parijzenaars (en dan vooral de minderbedeelden onder hen) overal en op eender welk moment een kop bouillon aan te bieden. Die moest net zo smakelijk en goed zijn als de bouillon die in rijke huizen werd geserveerd. Vanaf 1832 reeg de Compagnie hollandaise de lof en de medailles aan mekaar. Wetenschappers en medici benadrukten hoe degelijk de bouillon van de firma wel was. De Parijse weldadigheidsinstellingen bestelden enorme hoeveelheden bouillon bij Van Coppenaal: die gebruikten ze in hun hospitalen en om aan de armen uit te delen. In 1849 kochten de Parijse armenzorginstellingen meer dan 746.000 liter bouillon bij de Compagnie.

 

Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, zwart-wit

Door AI gegenereerde inhoud is mogelijk onjuist.

De bouillon van de Compagnie hollandaise krijgt een gunstig rapport van de wetenschappers. Nouvelles archives du Musée d’histoire naturelle, 1832 (Google Books)

 

Het geniale sluitstuk van het hele opzet was het netwerk van bouillonhuizen dat de Compagnie hollandaise oprichtte. Voor het maken van goede vleesbouillon heeft men massa’s vlees nodig. Maar wat moest er vervolgens met dat vlees gebeuren? Slechts een klein deel kon in de Parijse hospitalen worden gebruikt. De ruim 30 vestigingen van de Compagnie, verspreid over Parijs, zorgden voor dé oplossing: zij verkochten het “overtollige” vlees. Klanten konden er ook een kop bouillon krijgen en kleine broodjes, om ter plekke op te eten of om mee te nemen.

 

De groen- en witgeverfde façades, waarop in zwarte letters op grijze achtergrond Compagnie hollandaise prijkte, werden een vertrouwd beeld in het Parijs van de jaren 1830 en 1840. De firmanaam en het woord bouillon werden in die periode zowat synoniemen. Zelfs het Franse Parlement had een bouillonabonnement lopen. Volgens sommigen was de Compagnie hollandaise vooral een zegen voor de alleenstaande Parijzenaars die geen meid (of een echtgenote) hadden om bouillon te maken.