Zoeken in deze blog

30 oktober 2025

Brooddiefstal tijdens de Groote Oorlog

 

Peter Scholliers

 

Scherp stijgende graanprijzen zetten sinds oudsher aan tot bedrog. Molenaars mengden oude rogge met tarwe, bakkers gooiden houtzaagsel of krijt in hun meel en hongerlijders stalen brood. Dat gebeurde natuurlijk ook tijdens de oorlogsjaren van de 20e eeuw.

 

        In april 1914 kostte een kilo huishoudbrood van grove tarwe 0,28 frank, in 1915 was dat 0,42 frank, maar in 1918 al 0,76 frank: de hoogste prijs sinds een eeuw. Matige graanopbrengst in eigen land en rampzalig lage graaninvoer leidden tot inflatie. Almaar meer mensen leden honger. Ze zouden een misdaad plegen om een stuk brood.

 

         Voor de Duitse inval van 4 augustus 1914 stal een kwajongen wel ‘ns een brood. Werd die gevat, dan volgde een bolwassing, een kleine boete of een korte gevangenisstraf. In 1915 en ‘16 werd langsom meer brood gestolen en werden de straffer zwaarder. In september 1916 bijvoorbeeld, werd een zekere Godeau in Brussel op heterdaad betrapt bij het stelen van twee broden, waarvoor hij acht maanden gevangenisstraf en 26 frank boete kreeg. Maar de erg scherpe stijging van de broodprijs in de winter van ’16-’17 zorgde voor een andere vorm van diefstal: het stelen in bende.

 

        Sedert de jaren 1880 waren brooduitdragers met grote handkarren, soms getrokken door honden, een vertrouwd beeld in de Belgische steden (zie de afbeelding). Tijdens de oorlog werden ze gemakkelijke prooien van doelgerichte overvallen. De pers had nog enigszins begrip voor “diegenen die door honger geplaagd bij gelegenheid een brood wegnemen”, maar absoluut niet voor bendes.

 

        In de lente van 1917 kwamen de eerste berichten over collectieve overvallen in de pers, maar die waren wellicht al eerder begonnen. In april 1917 schreef een krant: “Gisteren is het er met de plunderingen van broodkarren veel erger [aan] toegegaan dan eergisteren, en als de politie geen afdoende maatregelen neemt zal het erger en erger worden”. Dezelfde maand werd gemeld dat tientallen mensen vijf broodkarren van het hulpcomité hadden geplunderd en honderden broden buitgemaakt. Een maand later schreef een dagblad dat “om zes ure ’s morgens de bakkersgast Timmermans 31 brooden werd ontnomen door eenige straatbengels”. Nog dezelfde maand vernam de lezer: “Eene bakkerskar werd overvallen door een tiental kerels, die den inhoud plunderden”. In juli werd gemeld dat in Antwerpen op één week tijd verschillende bendes niet minder dan zeven broodkarren hadden beroofd.

 

Afbeelding met tekening, schets, kar, paard

Door AI gegenereerde inhoud is mogelijk onjuist.

 Een broodkar van de S.M. Vooruit in de jaren 1890. Bron: Le Monde illustré (Parijs), 13 april 1896, p. 217 (Gallica.fr). 

 

        Zulke berichten verschenen tot het einde van de oorlog. In mei ’18 klonk het nog: “De brooduitvoerder Verheyden van de bakkerij Help Uzelve werd door een 40-tal kerels aangerand, die 26 brooden uit zijn kar robberden”. Zelden volgde een arrestatie, maar wanneer dat het geval was, werden de daders soms overgedragen aan de Duitse politie. Wellicht gebeurde een overval de ene keer door een georganiseerde bende, de andere keer door een min of meer spontane actie.

 

        Na de wapenstilstand van 11 november 1918 verdwenen de berichten over collectieve overvallen. De graanbevoorrading was verbeterd, de regering regelde graan- en broodprijzen en de lonen stegen. Gedurende twintig jaar was er van collectieve diefstal van brood geen sprake meer. De Tweede Wereldoorlog bracht die helemaal terug.