Zoeken in deze blog

06 november 2025

 

 Voedseldetectives

 

 Peter Scholliers

 

In de jaren 1840 berichtten de Brusselse kranten almaar meer over voedselfraude: water in melk, kalk in meel, loodzout in wijn, moederkoren in brood. Mensen werden soms ziek. Een zeldzame keer stierf er iemand. Een gerucht kon grote ongerustheid en soms echte paniek veroorzaken. Apothekers moesten de fraude vaststellen, maar werkten traag, hadden weinig autoriteit en zorgden dus niet voor vertrouwen. Dat schaadde de handel en bedreigde de rust in de stad. Dat medici traktaten schreven, ambtenaren oplossingen bedachten en politici vergaderden, hielp weinig.

 

In 1856 greep burgemeester De Brouckère in. Hij stelde voor dat de stad een scheikundig laboratorium zou oprichten waar de Brusselaars verdachte producten konden voorleggen. Het resultaat van de gratis analyse zou er binnen de dag zijn. De gemeenteraad stemde unaniem voor.

 

Het lab startte moeizaam, floreerde in de jaren 1870, maar slabakte in het midden van de jaren 1880. De stad Brussel besloot daarom een campagne te starten om de bevolking meer te betrekken bij de voedselcontrole. Dat de resultaten van de analyses elke maand in de pers zouden verschijnen, zou daartoe ook bijdragen.

 

Dat is gelukt. Tientallen gewone burgers en enkele handelaars brachten voedsel naar het lab in het stadhuis, met hun naam en adres, de reden van verdenking en de gegevens van de winkelier. Meestal was de verdenking concreet. In maart 1890, bijvoorbeeld, bezorgde een zekere Everaerts een stuk brood aan het lab met de melding dat het brood al enkele weken bitter smaakte en niet de gewone kleur had. Het lab onderzocht het brood en een dag later kreeg de indiener bericht “Pas d’objet défavorable” (Niets verdachts). Mocht er wel iets mis zijn geweest, dan vernam de indiener het resultaat op het politiekantoor. Andere gevallen waren erg vaag. Een voorbeeld uit 1891: “Geachte Heer. Naar verluidt is de melk van de heer Verheijen, melkhandelaar in de Anderlechtsestraat, van verdachte kwaliteit. De melk zou met water zijn vermengd. In naam van de openbare gezondheid zou het goed zijn deze melk chemisch te onderzoeken. Aanvaard, Mijnheer, mijn welgemeende groet. Brussel, 16 november 1891. M. Thent”. Of het lab hierop is ingegaan, is niet geweten, maar een chemische test op basis van een gerucht lijkt onwaarschijnlijk.

 

Afbeelding met tekst, krant, zwart-wit, Lettertype

Door AI gegenereerde inhoud is mogelijk onjuist.

 

Bron: Het Laatste Nieuws, 21 augustus 1893, p.1 (KBR-Belgicapress).

 

 

Elke maand stuurde de stad de testresultaten naar de pers. In de jaren 1880 en 1890 publiceerden enkele Brusselse kranten de lijst, soms met angstige titels als “Nos poisons” (Ons gif) (zie de afbeelding). Maar doorgaans loofde de pers het lab “dat al veel diensten aan de Brusselaars heeft geleverd”.

 

Na 1900 nam het enthousiasme van de bevolking voor het laboratorium af. Het is gissen waarom dat zo was. De chemische tests verminderden geenszins, wel integendeel. Wellicht vond de Brusselaar dat het lab goed werk leverde en het dus niet meer nodig was initiatief te nemen. Was dat zo, dan heeft het laboratorium zijn doelstelling bereikt: de bevolking geruststellen. Voedselfraude nam intussen af, deels door de wetgeving die eindelijk efficiënter werd en deels door moderne fabrieksproductie met merknamen die een reputatie hadden hoog te houden.